vat

{{vat}}{{/term}}

I 〈de〉

1 [greep] prise 〈v.〉

♦voorbeelden:

1   geen vat op iemand hebben • 〈m.b.t. beschuldiging〉 n'avoir aucune prise sur qn.

     〈figuurlijk〉 vat op iemand krijgen • avoir prise sur qn.

II 〈het〉

1 [ton] tonneau 〈m.〉 ⇒ 〈olie〉baril 〈m.〉

2 [natuurkunde]vase 〈m.〉

3 [biologie]vaisseau 〈m.〉

♦voorbeelden:

1   een pils van het vat • un demi pression

     〈figuurlijk〉 het is een hol vat • c'est une baudruche

     hij heeft bij mij nog iets in het vat • il me doit encore qc.

     bier op vaten leggen • enfuter de la bière

     bier uit een vat tappen • tirer de la bière

     〈spreekwoord〉 wat in het vat zit, verzuurt niet • ce qui est différé n'est pas perdu

     〈spreekwoord〉 holle vaten klinken het hardst • les tonneaux vides (sont ceux qui) font le plus de bruit

2   communicerende vaten • vases communicants

¶   〈figuurlijk〉 ik weet niet in welk vat ik het zal gieten • je ne sais pas comment je dois m'y prendre

     een vat vol tegenstrijdigheden • un abîme de contradictions

Deens-Russisch woordenboek. 2015.